Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
24-11-2024, 05:21:05
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: Nieuwe leden moeten helaas wachten tot dat de webmaster ze accepteert. Er is veel kaf onder het koren. Het beste kunt u na registratie ons nog even een e-mail sturen jolydesign@ziggo.nl.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Hoofdindex
| |-+  Praatgroep Scheveningen
| | |-+  Gedichten, verzameld door A.K.Pronk
« vorige volgende »
Pagina's: 1 [2] 3 4 5 6 ... 18 Omlaag Print
Auteur Topic: Gedichten, verzameld door A.K.Pronk  (gelezen 209474 keer)
A.K. Pronk
Gast
« Antwoord #15 Gepost op: 21-08-2009, 15:11:51 »

DE GELEERDE SCHAR

Een schar die in de Noordzee zwom,
van vettigheid en dikte glom,
had van een schokkerman gehoord
die pratend leunde overboord,
dat in dit jaar geen loggers varen
gelijk het was in vroeger jaren.

Zij vischte zwemmend in de plas
wat daarvan wel de oorzaak was.
Zij hoort hem over reders praten
van zeelui, haring, ‘t monst’ren laten,
procenten, leiders, duurder eten,
van olie, touwwerk, zeilen, vleten.

Ofschoon zij in de kring der magen
de naam van “slimmerik” mocht dragen,
toch kan zij van die vele zaken
geen duidelijk geheel zich maken;
maar één ding kan zij toch verklaren
er wordt van ‘t voorjaar niet gevaren.

Zij schudt den kop, (wat dit beduidt)
en schomm’lend schiet zij snel vooruit.
En vlug doet zij haar vrienden weten:
“Aan land daar hebben ze zoveel eten,
dat wij voortaan in volle vree
gaan zwemmen in de vrije zee”.
Gelogd
A.K. Pronk
Gast
« Antwoord #16 Gepost op: 21-08-2009, 15:13:44 »

DE GELEERDE SCHOL

Een schol zwom in de zonnegloed
Een reusachtig wijze schar te moet,
Die hem de vorige week bepraten
Van zeelui, die het monsteren laten,
Hij had het over het dure eten
En touwwerk, zeilen, haringvleten.

De schol die sprak, wel wijze vis
Gij hebt dat helemaal niet mis
Maar toch moet gij het niet vergeten
‘t Zijn niet alleen de haringvleten
Neen wijze schar, ‘t is alles duur
Ook oliegoederen, laarzen, huur.

Had ik zoo’n schokkerman gehoord
Ik stond zóó’n kerel wel te woord
Ik sprak tot hem in vol vertrouwen
Gij moet ‘t niet van éne kant beschouwen
Als gij een zaak in ‘t recht wilt zien
Dan moet ge ook alle dingen biên.

Gij zegt dat ze ons niet vangen zullen
Maar dan geloof ik dat we ons kuilen
Want als ze samen eens gaan praten
Van varen, trawlen, monsteren laten
Als zij hun eigen loon weer geven
Dan geeft een visserman zijn leven.

‘t Is ook de grootste malligheid
Aan vissers die hun leven geven
In zoo’n benauwde oorlogstijd
Om daar verlaging aan te geven
Hoeveel een reder ook mocht geven
Een visser geeft zijn hele leven.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #17 Gepost op: 21-08-2009, 20:53:58 »

“Een eigen Burgemeester”

Kort geleden, dus vrij recent van tijd
Werd op Scheveningers een beroep gedaan
Om te helpen in een strijd
En de actievoerder bij te staan
‘t Ging over een eigen burgemeester
Op zichzelf geen gek idee
Maar Binnenlandse zaken was niet begeester(d)
En zei kort en bondig “nee”
Doch wat leert ons de geschiedenis
Dat toch waar en wat zeker is
Toen het Ridderslot des Graaf van Haghe
In de 13e eeuw gebouwd en z’n bestemming vond
Dan weet U ook dat in dien dagen
Ons vissersdorp Scheveling al bestond
Want waar nu op ‘t Spui de auto’s razen
D toen de koeien liepen te grazen
Den Haag, d is dus wel beschouwd
Er later dan ook bijgebouwd
Maar de grote Heren uit dien dagen
Macht hebbend over mens en dier
Hoe dat kwam, dat moet U mij niet vragen
Want toen bestond ik nog niet hier
Den Haag, Europa’s grootste dorp
Zo wordt het nu nog steeds genoemd
Besliste, dat Schevening, dat lag op afstands worp
Ingelijfd moest worden onverbloemd
De bewoners van dat kleine plekje
Die mooie parel der Noordzee
Waren tevreden met hun stekje
Maar moesten nu aan ‘t lijntje mee
En zie eens om naar het verleden
De historie leert ons dat
Hunne Koninklijke Mogendheden
Altijd al een nauwe band met Schevening had
Zo ook de Prinsen uit vroeger dagen
Die hadden oprecht hun hart verpand
Net als Prins Maurits die met ‘n wagen
Vol zeilen op, reed over ‘t strand
Ook ongeveer anderhalf eeuw later
Waren ‘t onze vissers, die bij nacht
Met hun pinken naar veiliger plaats Engeland bracht
En toen Napoleon was verslagen
Verbannen naar Elba, hier ver vandaan
Waren ‘t weer onze vissers, die zonder klagen
Naar ‘t verenigd Koninkrijk zijn gegaan
En aldus de Oranje Prins naar huis toe haalden
Later bekend als Koning Willem 1
Hij was het, die toen de vijand faalde
De Nederlandse bodem weer kwam betreên
Over dat feit dat hij werd opgehaald
Staat nu nog ter herinnering hoog boven ‘t strand
Een obelisk ofwel gedenknaald
Dat waar de Prins in november 1813 is geland
Zo herinner ik mij nog sterk
Iets wat ik zelf heb gezien
Ter bijwoning van een dienst in de Oude Kerk
Door toen Vorstinne “Wilhelmien”
Zij zat ootmoedig mee te zingen
En te luisteren met diep ontzag
Tussen de vissers en burgers van Scheveningen
Knikte na afloop vriendelijk goedendag
Zelfs d behoort tot het verleden
En ook reeds weer geschiedenis
Bepalen wij ons bij het heden
Waar ‘t allemaal begonnen is
Te streven naar een eigen burgervader
Met zo mogelijk Scheveningse B en W
Daarover horen wij nog nader
Dan strijden wij weer dapper mee
Tot nog toe is vergeefs gestreden
‘t Had allemaal naar ‘t bleek geen zin
Alles blijft voorlopig als ‘t was in ‘t verleden
Maar dat het zal lukken, daar geloof en hoop ik in.

Oud-Schipper Kleijn
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #18 Gepost op: 22-08-2009, 08:19:50 »

Scheveninge, wat ‘ebbe ze bij je ‘eadaen

As je langs de nieuwe ‘aeve lôpt
en effe voor de ouwe Lôs blêft staen,
dan denk je narrig bij je êge:
‘Scheveninge, wat ‘ebbe ze bij je ‘edaen?”
Want waer vrooger voor de negosiante
‘aering en vorse vis wier of’esloge
daer wordt ‘et non ‘ekookt en wel
deur ‘Aegse obers rond’edroge!

Kik je naer d’overkant, daer lêt de Sleep,
die ôk al in aa’re ‘ande is over’egaen.
Je ziet er iet mêr de loggertjies van vrooger
mar moderrene schûte op de ‘elling staen.
De visserij gaet ommers vlieges achterût
en de rêders wulle gien klêne schepe mêr.
Mar wel legge d’r non rije rikke jachte;
jae, dat doet j’as Scheveninger toch zêr.

Gae je nog vorder naer ‘et durrep toe,
dan legge der nog wel loggers an de kant,
mar op ‘t dek staen non ‘oute banke;
gien krebbes mêr, gien zêle en gien want.
Ze doene der korte reisjies voor de sport
en visse met zê-‘engels op gulle en makrêl.
Zachies lôp je in je ‘art te vlooke:
“ Scheveninge, is dat dan non je dêl?”

Waer benne al die urreve toch ‘ebleve,
de plaesknechte en de boesters op ‘et land?
De ‘oute torme, de maa’s, de Schotse blaeze,
de peeke, nettekarre en ‘t ‘etaende want?
Je ziet er gien ouwerwesse zêlui mêr lôpe
in der brûne kiel en metter zwarte zak.
Ik ken wel lengze om dût Scheveningse;
‘t likkent De ‘Aeg wel, niks aars as kaele kak!

‘et êland Vlook is non de dorde ‘aeve,
an de Vervorsing overal auto’s waer ik kik;
gien Sênpost mêr, op’t Lindodûn staen flette
en voor de Straet ‘n ‘ôge, stiene dik.
Voor ‘t Kurhaus staen van die ‘êle diere ‘ûze
en innerwer dan wulle ze nóg vorder gaen:
“ et ienige wat ik dan nog bedroofd ken zegge, is:
“Scheveninge, wat ‘ebbe ze bij je ‘edaen!”
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #19 Gepost op: 22-08-2009, 20:45:56 »

“Een nieuw jakje”

Aal, Jans en Neeltje, drie aardige buurtjes
Wonend in een hofjespoort,
Besteedden aan hun huisjes vele uurtjes
Aan kamer, keuken, zolder enzovoort.
Alles glom en was kraakhelder,
Eten kon je van de grond.
Geen stofje zag je, zelfs niet in de kelder,
Steriel gewoonweg, waar je ook stond.
Aaltje had pas nieuwe gordijntjes hangen
Om te zien een lust voor ‘t oog.
De kamer was ook opnieuw behangen
‘t Papier daarvan net amper droog.
Maar nu het eigenlijke verhaal
Over Neeltje, Jans en Aal.
‘t Gaat over Jaap van alle weken, een Jodeman, hij is niet meer,
Die zaterdags liep met stoffen langs de deuren
Zoals molton, bruine buizengoed en Engels leer,
Alsmede andere stoffen waarmee hij was aan ‘t leuren
Hij vroeg Neeltje of ze nog wat had van node,
“ Ik heb iets moois voor ‘n nieuw jakje,
Pas in de handel en in de mode
Je krijgt ‘t voor 12 stuivers de el en ‘n lekker bakje.
Dat is voor niks, gewoon te geef.
Schenk dus gauw ‘n bakje koffie voor me in,
want ik geloof niet dat ik die schadepost overleef,
Alleen voor jou hebt het dan nog enkel zin.”
Neeltje heeft dat lapje toen gekocht
Want ze kon dat Jakje zelf naaien,
Ook nog even vlug knoopjes uitgezocht
Toen Jaap nog zo’n beetje liep rond te draaien.
Hij ging ook nog langs bij Jansje,
Liet haar zien dezelfde lap goed,
Zei “ kijk eens wat een buitenkansje
voor 12 stuivers de el omdat ik losmoet”.
Jansje vond dat wat te duur
Wilde elf stuivers geven, geen halfje meer,
Jaap raakte daarvan overstuur,
Zei “ vooruit dan maar, voor deze keer”.
Memoreerde als hij allemaal zulke klanten had,
Dan ging hij met z’n handel zeker plat.
Maar nu de clou, zo’n dag of 14 later,
Toen Neeltje op haar plaatsje bezig was
Scharrelend. met sop en emmers water
Ontdekte Jansje gauw alras
Dat Neeltje droeg een mooi nieuw jakje,
Precies eendere stof welke zij ook had gekocht.
Neeltje zei haar de prijs en vertelde van het bakje
En hoe zij die kleuren bekeken had en uitgezocht.
Jans zei: “ Neel, het kostte mij de el slechts 55 centen.
Dat vond ik genoeg en ook duur zat
Jaap wou de stof kwijt, dat bleek toch uit z’n venten”.
Nou dat deed Neeltje wel wat,
“Jans luister”, sprak Neel toen zeer verbolgen,
“Als hij soms aanstaande zaterdag bij jou aan de deur komt,
Zeg hem dan dat ik niet in staat voor de gevolgen.
Dat beloof ik hier dan prompt
Om ‘n mens zo af te leggen
Is ‘n ongehoord schandaal
Dat kun je namens mij tegen hem zeggen”.
En waarmee eindigt dit verhaal.

Oud Schipper Kleijn
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #20 Gepost op: 23-08-2009, 12:23:21 »

Het leven aan boord van de SCH 284

Ja, over het leven aan boord is veel te vertellen.
Daar kan men iets bijzonders over zeggen.
Want op de schuit met acht man,
Is werken dan ook van groot belang!

Iedere zeeman heeft zijn eigen plaats:
Begin ik met de stierman Verbaan, die is de baas.
Hij beëerd en is stierman aan boord,
En kijkt of alles in orde is, zoals het behoort.

De stierman is dan ook zéér verantwoordelijk,
Over schuit en bemanning onvoorwaardelijk.
Zij hebben allen een taak te vervullen,
En moet hij ook toezien op de spullen!

De stierman heeft dan ook een goede kracht,
Dát is de stuurmansmaat en wel zeer geacht.
Want hij moet ook sturen, dat is zeker,
En werken erbij, dat is dan ook weer goed bekeken!

De matrozen hebben allen zo hun eigen functie,
Zo is er ook een kok, die zorgt voor de porties:
Hij kookt en bakt voor zijn maats,
En kan je geloven dat zijn eten lekker smaakt.

Ook is er een klimmer en zwemmer,
Die hun functie dan ook goed kennen.
De klimmer moet - zoo nodig - de mast in;
En de zwemmer brengt de visch aan wal, zéér verantwoordelijk.

Dan is er nog de jongste, die zorgt voor de vleet,
Maar is dan daarbij zéér bekend, zoo je weet.
Zoo ook de reepschieter is zeer verantwoordelijk,
Want de reep, doet hij dan ook behoorlijk!

Nog iets over de slaapgelegenheid,
Nauw, dat is géén aardigheid.
De mannen slapen in een kooi, toch goed,
Zooals de koekeroe, en die doet het zooals het moet!

Ook wordt er aan boord kerkdienst gehouden,
En doet de stierman die Zondags houden,
Dan wordt er gelezen en gezongen,
En zoo werd Gods Woord gehouden, ongedwongen!

De stierman houdt ook catechisatie,
En is bij de reepschieter steeds in relatie.
Zoo houdt hij ook het Woord bij de jongste bij,
En dit gedicht is uit de jaren ‘20 nog altijd goed bij!

M.Pronk
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #21 Gepost op: 23-08-2009, 22:23:08 »

DE OUDE ZEEMAN
Ik ben tot de grote reis gereed
Die we allen eens beginnen
Het oude schip ligt op de sleep
Dat is vervuurd van binnen.
De bodem eenmaal vogelvlug
Ligt rottend op het droge
De reeling toont een kotterug
De spiegel is gebogen.

De watergang eens goud en groen
Is naakt en afgesleten
De brullen vallen van het galjoen
De steven is gespleten.
De zeilen eenmaal net en ree
Zijn nu verkeerd in lompen
Och, zwierf dat scheepje nog op zee
Wat zou ik moeten pompen.

Mijn vader die op bank en klip
Soms deerlijk heb gestoten
Die was bootsman op een linieschip
Een van de grootste vloten.
Een dochter van een bottelier
Die met hem rondlaveerde
Werd moeder toen een dorpsbarbier
Mij op ‘s levens zeeboeg scheerde.

Een stortzee haal me als ik lieg
Ik hou van rond te spreken
Een oude teerton was mijn wieg
Een bramzeil was mijn deken.
Ik was in duizenden gevaren
Bij al het gewemel en het gewoel
Werd ook mijn wieg me kinderstoel
Gesjord met kabelgaren.

Zo leerde ik als een zoon der zee
De grillen van haar baren
En ik hobbelde als een boeiton mee
Met groengeworde haren.
Ik droeg mijn last, ik zong mijn lied
Hoe hard, hoe zacht het ook waaide
En ik klampte me aan een speeljacht vast
Dat ik eenmaal vriendelijk praaide.

Toen werd het geluk me toegejuicht
Maar wonder boven wonder
Dat ding was veel te hoog getuigd
En haalde der steven onder.
Ik keek het vaartuig schreiend na
En ik wist niet wat te zeggen
En ik bleef toen met een gekruiste ra
Een poos ten anker leggen.

Toen ging ik met een vrolijk hart
Zo rustig als tevoren
En ik zocht bij blank en bruin en zwart
Al wat ik had verloren.
Maar wat ik zocht en wat ik vond
Het was niet waard te sparen
Ik reisde de hele wereld door
En bleef maar ballast varen.

Maar ik heb getimmerd en gesmeerd
Maar het scheepje ree gehouden
Maar het is het zeilen afgeleerd
Versleten zijn z’n touwen.
Nu vrees ik voor de minste schok
En ik denk aan niks dan reeve
Och, vrienden wijs me het droge dok
En ik zal je bombrood geven.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #22 Gepost op: 24-08-2009, 08:16:56 »

“Tutti Frutti”

Een mens maakt weleens in z’n leven
De allergekste dingen mee
Wat naar voren komt uit het volgende gegeven
In de laatste oorlog meegemaakt op zee
Door mensen op ‘n Duitse Rode Kruis boot
Grotendeels bemand door Scheveningse visserslied.en
Om te helpen aan allen in nood
Zo ook aan neergestorte vliegers hulp te bieden
De oorlog dwong deze mensen er toe
Liever hier te varen dan in Duitsland arbeid te doen
Vraag niet naar het waarom en hoe
Want zo was het dat nou eenmaal toen
Deze vissers waren dan ook blij
dat zij deze schepen aldus bemanden
Al zeg ik jelui daarbij
Met anderen aangevuld van overal te lande
Dirk een der Scheveningse bemanningsleden
Fungeerde als kok al deed hij dat niet graag
Maar was daarover ook niet ontevreden
Alleen of hij het goed deed was een vraag
Toch kookte hij vrij aardig dat moet gezegd
Een niet onsmakelijk hapje in z’n potten
Dus viel er niet, en zeer terecht
Met Dirk in het kombuis te spotten
En ging het weleens een keer verkeerd
Dan ging men daar niet over twisten
Omdat alles anders altijd liep gesmeerd
Liet Dirk zich in de kombuis niet kisten
Vandaag zou Dirk een dessert bereiden
Wat vooraf moest worden klaargemaakt
En eerlijk moet ik jelui belijden
Dat hij daardoor is van de kook geraakt
De reden was een zak met tutti frutti
Van zo’n circa zeven pond
Die Dirk bij ‘t nazien van de pantry
Tussen de overige victualie vond
Dirk wist alleen niet de hoeveelheid
benodigd voor zo’n 10 man sterk
Maar hij toog met spoed en vlijt
Daarmee in de kombuis aan ‘t werk
Vroeg hij aan Jan, de 2e monteur aan boord
Of er veel van dat goedje nodig was om na te een
Jan gaf gnuivend Dirk tot antwoord
Alles natuurlijk lans! d zeker weten
Toen nam Dirk een pan met water
Deed de tutti frutti daarin en begon te koken
Achteraf bleek dat wel een grote flater
Het leek of de inhoud was aan ‘t spoken
De tutti frutti zette uit begon te zwellen
Potten en pannen kwam Dirk te kort
Van schrik is de man dat kan ik nog vertellen
Door de zenuwen totaal toen ingestort
Toch wist Dirk het zo te versieren
en diende uit blik een maaltijd op
Al zaten ze aan boord te lachen en te gieren
Maar zijn waardigheid die steeg ten top
Als toetje hebben zij de hele week tutti frutti moeten eten
En Dirk sprak tot hen en zei; luister allen
Een ding kunnen jullie gerust vergeten
Al kom je smekend op je knieën vallen
Dat zeg ik voor eens en de laatste keer
Voor jelui kook ik nooit geen tutti frutti meer.

Oud Schipper Kleijn
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #23 Gepost op: 24-08-2009, 21:44:44 »

De Visserman

‘t Is weer tijd om uit te varen....
‘t Is weer tijd om uit te varen....
Maar eerst gaan we onze netten klaren
Dan moeten wij gaan door weer en door wind;
Er fier op uit voor vrouw en voor kind.
Gooi los het schip: wij gaan aan wal.
Ja, zelfs de reder, die weet het al:
Vandaag is het de uitvaardag
Hij groet ons met een gulle lach,
En zegt: “ Laat mij niet in de steek,
Want ik verwacht jullie weer volgende week.
Het liefst dan wel vol en zoet,
Want jullie weten wel hoe of het moet!“
De haring snel aan wal gebracht
Daar wordt het meest aan opgebracht.
Maar...de vissersvrouw staat heel alleen.
De reder kijkt daar overheen....
‘s Avonds als zij haar deuren sluit,
Dan kijkt ze eerst het raampje uit.
En ziet zij dan een zwarte lucht,
Met donk’re wolken op de vlucht,
Dan prevelt ze zacht voor haar uit
“ Waarom moest hij toch weer het zeegat uit? ‘
Wordt er dan nooit eens rekening gehouden,
Met al die bezorgde zeemansvrouwen?
Maar nee, daar is de tijd niet voor
Het zeemansleven, dat gaat dóór!
Zodat zij met stormen en met wind,
Haar troost gaat zoeken met haar kind.
Want als dat spelend loopt door ‘t huis,
Vraagt ‘t: “Mamma, wanneer komt vader thuis?
Maar als het schip dan volgelaân,
Gezegend weer op huis kan gaan,
Dan staat moeder op de kaden.
Het schip komt dan volgeladen,
De veil’ge haven weer binnen varen.
Zo gaat het dan ook al die jaren....
Het is dan feest voor groot en klein.
Want kaken en zouten, dat kwam dán te pas.
Daar was Willem Beukelszoon nog zo van in z’n sas!
Wat kan men dan gelukkig zijn....
Een ieder roept dan wellekom !!
Maar de zeeman, z’n vingers, die staan krom....
Maar na soms een vierentwintig uur,
Begint voor hem weer ‘t avontuur.
Eén dag langer thuis, dat kost je centen.
Dán kun je liever de haring uit gaan venten!
Dát is voor de zeeman dan ook niet pluis:
Want toch: de visserman hoort op het water thuis !

Corrie Hartevelt Roos
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #24 Gepost op: 25-08-2009, 09:10:53 »

“Ode aan de Oblok”

Er werd mij gevraagd door enkele mensen
Of ik in het Schevenings wilde schrijven
Weer anderen, gaven te wensen
Om het bij de oude te laten blijven
Want suggereerde zij, onder de hedendaagse jeugd
Zijn er veel die van de Scheveningse taal erg weinig verstaat
En voor hun doet dat dan deugd
De gedichten te schrijven, als voorheen, en het zo laat
Nu is Schevenings op papier zeer slecht uit te drukken
In maar weinig woorden ja dan ook uiten
Zodoende zal het iemand nooit lukken
Zonder op moeilijkheden te stuiten
In gedachten moet men mijn gedichten in ‘t Schevenings lezen
Voor wat ik voor jullie heb neergezet
En laten we eerlijk wezen
Iedere Scheveninger begrijpt dat van A tot Z
Na deze inleiding of proloog
Ga ik weer over tot vertellen
Dat ik, dat hoeft geen betoog
Van waarheid en ondervinding doet vergezellen
Het onderwerp betreft de Oblok
Als schoeisel vroeger goedkoop en veel gedragen
In de winter met kous of sok
had je over koude voeten nooit te klagen
want de Klomp die liet zich daarvoor erg goed lenen
Met stro gevuld zorgde hij voor warme benen
De schoen gedragen door betere stand en hun gezinnen
Kon het van de klomp dan ook nimmer winnen
Als kind al, speelde je vroeger met zo’n klompje
In ‘t zand als bootje gaf hij je veel plezier
Had je dorst dan gebruikte je ‘m als beker bij water uit een pompje
Dat dan lekkerder smaakte als het best gebrouwde bier
Ook als wapen was de oblok zeer in trek
Als je eens mocht worden overvallen
De belagers hield je ermee van je nek
Wanneer je ermee ging aan het knallen
Zaterdag’s kreeg de Klomp ‘n grote beurt
In ‘t sop werd hij dan grondig schoongeboend.
Met kennersblik bekeken en dan goedgekeurd
Als de vrouw des huizes zich daarmee had verzoend
Dan pas begon het eigenlijke ceremonieel
en werd de klomp gewit met schelpenzand
Zo stond hij dan later vol glorie in z’n geheel
Te pronken na z’n beurt door meesteresse’s hand
En dan was zo’n oblok dan eenmaal droog
Dan was het een lieve lust m’n lieve mensen
Tevens een streling voor het oog
Van blinkend wit je kon niet beter wensen
Gingen de kinderen in ‘t begin der week naar school toe
Dan stond  ze glunderend na te zien
Zij was het toch, al was ze n zo moe
Die de kinderen had verzorgd, al waren het er tien
Bij ruw spel verdaagde van de klomp wel ‘s de kap af
Als het je schuld was, kreeg je daarvoor straf
En als de klomp dan oud was er derdagen zat
Tot het tandvlees toe, dan eindelijk versleten
Met in de zolen hier en daar een gat
Dan deed hij nôg dienst dat moet je namelijk weten
Want na al dat werk wat hij tijdens z’n loopbaan had gedaan
Ging de bijl erin en stak men de kachel er bij aan
Dat was dus de ode aan de Oblok hier weergegeven
Ook weer zoiets, dat je nooit meer zult beleven.

1982   Oud Schipper Kleijn
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #25 Gepost op: 25-08-2009, 21:56:11 »

De oude pier met het strand van Scheveningen

Scheveningen in ‘t verleden,
Men wandelde op je oude pier,
Genoot ook van je ronde koepel
Met name zondags voor plezier!

Er was muziek en variatie
En ook gewoonlijk cabaret,
Er werd tot ‘s avonds laat genoten
Maar, ‘t was alles even net...

Je zag dames vaak flaneren
De kleding sterk getailleerd,
Ze zaten ook wel op de banken
Door menig heer soms graag begeert.

Men zag er elegante heren,
Die droegen ‘n hoed van vut of stro,
Het was er “deftig” dus geen petten,
Het hoofd “gedekt” dat hoorde zo.

Aan de punt stond men te vissen
Met een groot en scheppend net,
Men betaalde dan één gulden;
En ving vaak paling dik en vet!

Dames als ook heren
Flaneerden op de Boulevard,
Goed gekleed en op zijn zondags
De paren keurig naast elkaar!

Wanneer de heren gingen baden
Was hun badpak ‘t meest gestreept,
Ze zaten soms hun hele leven
Met zo’n “Zebra” opgescheept...

‘t Badpak van de dames degelijk,
Hooggesloten als geleerd,
Met een broek tot aan de kuiten
Van onderen gefestonneerd.

Dames en ook de heren
Stapten aan zee steeds uit een koets,
Die werd dan door een paard getrokken
Ze stapten uit met slechts blootvoets.

En waren ze in zee gedoken
Stoeiden ze lustig met elkaar,
En gingen ze dan kopje onder
Genoten ze uitbundig daar!

Maar...’t was alles even “netjes”,
Ondanks dat gestoei en vreugd,
Want ze hielden steeds voor ogen:
“Denk toch aan de eer en deugd”...

‘k Hoor velen nu al zeggen:
Was het heden maar als toen,
Ze lopen aan ‘t strand haast zonder kleren
Soms uitdagend rijp en groen.

Ja, de wereld is nu anders
Dan zo’n tachtig jaar voorheen,
Wie bij ‘t oude steeds wil blijven
Staat met zijn oordeel straks alleen.

M.Moerkerken
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #26 Gepost op: 26-08-2009, 08:56:41 »

De touwbaander

Waarvan zou men netten breyen,
Baander! als door uwe vlijt,
Ons het touw niet werd geleverd,
Waarvan men de netten breid.

Haring kon men dan niet vangen,
Die zoo nut en smaak’lijk is;
Schoon het maar een klein en nietig,
Snel voortiselend vischje is.

Doe uw werk dan touwenbaander,
Zie de buizen op de ree,
Wachten reeds naar hunne netten,
En dan steken zij in Zee.



Het touwbanen of touwslaan is voor de vischvangst in het algemeen, doch voor de haringvangst in het bijzonder, allernoodzakelijkst; want uit het touw, dat de baander slaat, worden de haringnetten van onderscheidene soorte en grootte vervaardigt.
Behalve dat, is het touwbanen allernuttigst voor het optuigen der schepen en duizend andere onontbeerlijke noodwendigheden. Het is een van die ambachten welke het meest gezocht worden. Men vindt in ons vaderland verscheiden touwbanen, welke aan vele menschen een ruim bestaan opleveren.
De touwfabrieken staan onder eene bijzondere bescherming van het gouvernement.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #27 Gepost op: 26-08-2009, 19:36:32 »

De belezen wratten

Ongeveer 25 jaar geleden viste we in span op haring
In het Kanaal met een Texelse kotter te saam
En een bemanning met ruime ervaring
Bekend bij velen, ook van naam.
Vissend bij de Kaap, werd ‘t weer slecht en bovendien
Werd er Zuid Wester storm verwacht kracht 10.
We zijn toen de haven ingegaan
Van Calais want daar waren we niet ver vandaan.
Onze vangst groot enkel tonnen haring
Zo’n drieduizend kilo in gewicht
Hebben we toen door ondervinding en ervaring
Na ons eerst tot ‘t Douane kantoor te hebben gericht
Met toestemming en permissie doen verkopen
Omdat aan de kant ‘t goed houden daarvan snel zou verlopen.
Dus werd de vangst in zijn geheel verkocht
Voor ‘n prijs die er echt wel zijn mocht.
Afgerekend werd er in een haven cafe
Doch daar hadden we geen moeite mee.
Gezeten achter ‘n glas pernod in dat etablissement
Bleek de handelaarsvrouw de bazin te zijn
Daar werd keurig afgerekend tot op de cent
En maakte het zaken doen zo heel fijn.
Opeens ontdekte ik op ‘s mans handen overal
Wratten, en vroeg of hij er wat aan deed,
Van alles zei hij, maar ‘t hielp geen bal
iets wat ik toen met hem bestreed.
Ik ga voor jou die wratten m belezen
Als je erin gelooft dan ben je snel genezen
Daarom zeg me na, een wit paard en een zwart paard
Mede dat ik deze formule gelooft
Niet in 3 weken zal af scheren m’n baard
Zodat ik van al m’n wratten word beroofd.
Hij zei alles keurig na, trakteerde op Champagne
Was opgewekt, vrolijk en oh zo blij
En opgesmukt met meerdere franje
Hield hij ons van kosten de ganse avond vrij
‘s Anderdaags zijn wij naar zee gegaan
En was de zaak voor ons toen afgedaan.
Maar nu de oplossing; het was enige jaren later
Dat wij dezelfde haven aanliepen bij hoog water
Ik besloot om in dat zelfde cafeetje wat te gaan drinken
Hopend. mezelf daar niet te verlinken.
Want dat belezen was bedoeld als grap
‘k Ben daar zelfs heel erg op tegen
Maar bij ‘t benaderen van ‘t cafe werd ik bij elke stap
Alsmaar meer en meer verlegen.
En teneergezeten toen ik was aangekomen
was ik toch wel het meest verrast
Want toen ik de man zag heb ik geen wratje waargenomen
En vroeg hem dan ook zeer gepast
Waar al die wratten waren gebleven.
In ‘t Vlaams zei hij, 2 jaar geleden was er ‘n Hollandse visserman
Die door belezen al die wratten heeft verdreven.
Die kerel was ik, zo maakte ik mij bekend
Opeens herkende hij mij ook, deed zeer verrukt
Heeft me ook dien avond goed verwend
Omdat het belezen zo goed was gelukt.
Maar voor mij was het gewoon suggestie
En voor deze hele wrattenkwestie
was hij zelfs naar Lourdes toe geweest
Waarvan men zegt dat ‘t grottenwater daar geneest.
Zo zie je dan maar weer
Waar het alles toe kan leiden,
Vóór dat zogenaamde belezen gebruikte hij ‘n smeer
Die hem mijn inziens van die wratten deed bevrijden.

Oud Schipper Kleijn   1983
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #28 Gepost op: 27-08-2009, 08:29:04 »

De haringsjees

Tusschen doodgewone wagens,
Weggedoken in een hoek
Staat de haringsjees van Vlaaring
Wachtend op een hoog bezoek
Vele jaren, lang geleden,
Bracht ze met een blijden zin
D’allereerste nieuwe haring
Naar ‘t paleis der Koningin
Toen de oude dag ging komen
Zei men: “Ja je kunt wel gaan “.
Was het met de haringreizen
En de glorie gauw gedaan.
Vroeger opgesiert met vlaggen,
Opgepoetst en nikkelblank
Tegenwoordig glad vergeten,
Dit is de gewone dank.

Maar komaan, ik heb gelezen,
dat de sjees gevonden is.
Gaarne men haar terug wil kopen,
Ziet, dat geeft verheugenis
Honderd vijf en vijftig gulden
Legt nu de gemeente bij;
En de andere helft, natuurlijk
Die betaalt de Burgerij.

Adri van Witsenburg.

Nieuwe Vlaardingsche Courant
(visscherijblad). Dinsdag 17 maart 1931
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #29 Gepost op: 27-08-2009, 22:56:43 »

De dracht en bijkomstigheden

Niet lang meer, dan ziet men in Scheveningen
Een vrouw nog lopen in Klederdracht.
Ze zal dan enkel nog bestaan in onze herinneringen
Dan is ‘t gedaan met al die praal en pracht.
Zo is onze dracht toch wel te noemen
Met al die kleuren, waard om er over te roemen.
Verdween eerst; zeepnapje, klepbroek en korsjak
Het Engels leer de trui en ‘t ruige pak.
Nu is de vrouwendracht ras aan ‘t verdwijnen
‘t IJzer met stukjes ziet men al niet meer.
Geen molton of rood baai te drogen aan de lijnen
Dat is allemaal historie dat komt nooit weer.
Misschien zal ‘t nageslacht het eens zien dragen
Bij een of ander jubileum.
Of het bezien en er over vragen.
Tijdens een bezoek aan ‘t Schevenings Museum
Dat stel ik in m’n geest zo voor.
Wanneer zij dan daar staan luisteren met een gewillig oor.
De verandering der dracht is lang geleden reeds begonnen
En ‘t volgend verhaal écht gebeurd is niet verzonnen.
‘t Betreft ene Gijs en diens vrouw Griet
Die op en Zondag hun jongste kindje moesten laten dopen
Hoe of het schepseltje heette dat weet ik niet
Wel dat Griet ‘n overhemd voor Gijs ging kopen
De dag ervoor, met losse boord en mooie das
Dat Gijs dacht Griet op prijs zou stellen
Maar dat zat scheef dat bleek alras.
Dat wil ik jullie wel vertellen
Griet droeg met trots de Scheveningse dracht.
Dus ook Gijs, met trui, ruig pak en pet
En nu moest hij opeens en onverwacht
In ‘t burger van Griet dat vond ze net
M’n vrouw dacht hij is niet goed wijs
Maar alles moest gaan, volgens haar plan.
Er hielp geen praten aan voer Gijs.
Dus legde er zich bij neer de lieve man
Aldus ging hij Zondags in ‘t burgerpak
Met overhemd stijve boord en losse knopen
Ter kerke met Griet, niet voelend zich op z’n gemak
Om hun jongste spruit te laten dopen.
Tijdens de dienst zat Gijs op hete kolen
Hij vond dat stijve boord maar gek
Droeg het omdat Griet het had bevolen
Want het knelde vreselijk om z ‘n nek
Uit eerbied zal ik over de preek niet uit gaan wijden
Ook niet aangaande het gelezen doop formulier
‘k Besteed dus enkel aandacht aan Gijs z’n lijden
Zoals ik het voor jullie neer pen hier.
Want op ‘t moment dat de dominee het kind zou dopen
Kreeg Gijs ‘t plots te kwaad met beide boordeknopen
Oh! wat maakte hij zich sappel
Hij kreeg ‘t benauwd keek angstig ‘t klinkt gek
‘t Ene knoopje perste in z’n adamsappel
Het andere priemde achter in z’n nek
Griet bemerkte niets daarvan, had dus niets door
Wat Gijs op dat moment beleefde.
Die had voor dominee en dopen geen oor
Omdat hij op dat ogenblik zo beefde
Gelukkig voor hem is alles goed afgelopen
Maar thuis gekomen zei hij tot Griet
‘k Draag nooit meer ‘n boord met losse knopen
Nu niet en van m’n leven niet
Ik geef beslist daaraan de brui
Want ik voel me het beste in ruig pak en trui.
Gelogd
Pagina's: 1 [2] 3 4 5 6 ... 18 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!