Welkom, Gast. Alsjeblieft inloggen of registreren.
22-11-2024, 00:03:50
Startpagina Help Zoek Inloggen Registreren
Nieuws: http://jolybit.nl De nieuwe trading hulp website is in de maak. U kunt hem wel al gebruiken.

+  Vraag en antwoord & Wie wat waar
|-+  Hoofdindex
| |-+  Praatgroep Scheveningen
| | |-+  Gedichten, verzameld door A.K.Pronk
« vorige volgende »
Pagina's: 1 2 3 4 5 [6] 7 8 9 10 ... 18 Omlaag Print
Auteur Topic: Gedichten, verzameld door A.K.Pronk  (gelezen 208954 keer)
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #75 Gepost op: 05-10-2009, 11:34:00 »

“Twee Wezen “

Voor de oorlog voer ik op een logger
Waarmee we geschoten lagen aan de vleet,
‘t Was op de Claeverbank of de Dogger
Wat ik na al die jaren niet meer weet.
De reepschieter was aan het haring bakken
Wat behoorde tot zijn taak,
Ook rijst koken was een der vakken
Als vanouds een uitgemaakte zaak.
Soms was het wel gezellig in ‘t vooronder
Vooral als er een goede verteller was aan boord;
Gerrit de oudste matroos was daarin wel heel bijzonder
En die laat ik hierbij dus aan ‘t woord.
Het is of was ruim 100 jaar geleden
Dat het plaatsvond en is geschied,
Alleen de namen uit ‘t verleden
Die vertelde en vermelde Gerrit niet.
Mijn grootmoeder aldus Gerrit was baker
Grootvader zat als visser met de schuit op Zee.
Het gebeurde veel en weleens vaker
Dat een baker gestorven mensen nog aflee.
Gerrits grootmoeder is zodoende besmet geraakt
Omdat cholera op Scheveningen was uitgebroken,
Zij stierf spoedig daaraan haar leven werd gestaakt.
Liet 2 kinderen na, van elke hulp verstoken
En na dit droevig triest geval,
Waren zij meteen ook twee onverzorgde wezen
Omdat vader niet meer terug kwam naar de wal
Hij verdronk op zee zo later werd bewezen
Hun huisje gehuurd voor 80 cent per week
Konden zij als onverzorgde kinderen
Niet meer betalen zoals al heel gauw bleek.
Zodoende was het niet te verhinderen
Dat de huisbaas hen gaf te verstaan
Het huisje te verlaten en er uit te gaan.
De man was niet te vermurwen, hield voet bij stuk
De stumpers kwamen op straat te staan.
Doch zie, zij hadden toch nog geluk
Want een zeilmakersechtpaar nam hun liefderijk op
Nadat zij het huisje waren uitgezet
Heeft dit echtpaar hun van ondergang gered
En zo te halen uit het slop
Zij werden grootgebracht in eer en deugd
Gaven hen een opvoeding, als echte ouders waardig,
De kinderen groeide op tot beider vreugd
Wat waren deze lieve mensen voor hen toch aardig
En zie dat kwam tot uiting toen zij zelf volwassen waren
Op hun beurt zorgden zij voor man en vrouw,
Waren op dat punt als eigen kinderen niet te evenaren.
Ze bleven tot de dood hun pleegouders getrouw
Als dank voor de liefde en zorg aan hun betoond
Werd dat door deze 2 wezen wederzijds beloond.
Hiermee eindigt het verhaal door Gerrit gedaan
Aangaande lief en leed uit oude tijden.
Als het deze kinderen anders was vergaan.
Wat hadden zij dan vreeslijk moeten lijden.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #76 Gepost op: 06-10-2009, 09:33:33 »

Uit vroeger jaren

Heb ik het in ‘t vorig bulletin of ons Museumblad
Met jelui over de klederdracht gehad ...
Nu iets over strand en straat.
Een mens raakt daar soms niet over uitgepraat
Van wat ze in hun leven hebben ervaren.
Zoals U reeds wist was Scheveningen in z’n geheel
Een visserijgerneenschap voor ‘t merendeel
Naast rederijen, nevenbedrijven was daar ook het strandgebeuren.
En op de muur (boulevard) daar onder ‘t zand waren de planken
Waar strandtenthouders stonden te leuren,
Aanprijzend hun waren met gecombineerde klanken.
De heerlijke lucht van fruit: wat rook dat fijn
Van deze neringdoende mensen, groot en klein.
Wie herinnert zich niet de tenten waar je kon horen:
(ook dat behoorde tot de Scheveningse folklore)
“Kans, vermaak en liefhebberij”
“Toe heren, laat de dames ook eens proberen”
“Laat de dames ook eens doen”
“Altijd prijs, altijd raak”
“Drie ballen een dubje, acht ‘n kwartje een goede zaak”
Dit wat betreft de ballententen: een leuk vermaak.
Daarnaast was er de badstoel voor wat rust
Overal verspreid te zien, een lust.
Met al die badgasten van Scheveningen
Veel dagjesmensen, maar ook veel vreemdelingen
Die daar in het zand lagen te zonnen:
Vrouwen in badpak, toen nog met korte pijpen.
Nu, -60 jaar later- voor ouderen niet te begrijpen:
Domineert het bloot zover ren ziet.
Het stoort de éèn en anderen niet.
In de tijd waarvan ik spreek, kon het gebeuren:
Een agent van politie kon u bekeuren
Of de mensen tot de orde riep
En nu de jeugd die in die zomerdagen
Zich het meest vermaakte hij havenhoofd en wallenkant
Er ‘t grootste deel der dag in ‘t water lagen
Zeer zelden waren ze aanwezig op ‘t drukke strand.
U ziet dat elke tijd heeft zo z’n charme.
Dat geldt voor rijke zowel als arme.
Als ik zo terug denk aan die oude tijd
Dan zeg ik, het was best aardig, om het te hebben meegemaakt,
ondanks de armoede en welvaart nu ten spijt.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #77 Gepost op: 07-10-2009, 08:11:00 »

Woon en Leefgenot

Nu weer eens een stukje historie
Uit de goede oude doos
‘t Loopt niet over van glans en glorie
Maar aardig voor de bejaardensoos.
Vroeger had je van die oude hofjeshuisjes
Zonder keukens of w,c.’s
Met gronden belegen met plavuisjes
En in de kamer soms twee bedstee’s.
Knelis nu, de eega van Kaatje
Een in zichzelf gekeerde man
Liep door de kamer in z’n baadje
Te scharrelen met de beddepan
En plaatste die op ‘n plank getrouw
In de bedstee om ‘s nachts de eerste nood te stuiten
Ten behoeve van hem en vrouw.
Want hun w.c. stond in ‘t hofje buiten
Met nog enkele toiletten voor acht gezinnen
En versierd met hartjes in de deuren.
Ging men daar na veel gebruik naar binnen
Werd je omringd door onaangename geuren.
Zelfs de carboleum in de tonnen gedeponeerd
Kon de onwelriekende lucht niet verdrijven.
Het gemak door deze mensen ontbeerd
Is met pen en inkt niet te beschrijven.
De tonnen ophaaldienst dat waren mensen
Die met een versje werden bezongen
Als zij de mensen bedienden op hun wensen
Zongen die uit volle borst en longen:
“Jaap Peut en Willem van de poepkar
Zijn kerels van stavast
Jaap Peut die leegt de tonnen
En Willem houdt ze vast”.
Of dat het hele versje is, dat weet ik niet
Ook niet of er een refrein aan is verbonden
Hoe je het ook draait of ziet.
Zo ongeveer was het, als ik U doe verkonden
Wat meer nog nu over Knelis
Uit dat oude hofjesstraatje
Zelf betwijfel ik of het waar is
Maar ‘t werd voor waar verteld door ‘n buur van Kaatje.
Ze memoreerde dat op een nacht Knelis na gebruik van po
Hij het ding liet vallen en toen zo
Kreeg Kaatje gedeeltelijk de inhoud over ‘t gezicht
Ze deed toen uitlatingen van zoveel kracht
Dat ik die niet vermeld in dit gedicht.
Zo zie je waar de mens toe is in staat
Als hij verstoken is van een goed privaat.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #78 Gepost op: 08-10-2009, 07:56:03 »

Alleen

Ik kijk voor me uit..., alleen
Door een beslagen ruit..., alleen
Mijn gedachten jagen voort..., alleen
Ik word niet gestoord.... alleen
Ik kijk naar ‘t verschiet .... alleen
Wat ‘t leven nog biedt..., alleen
Wat kan dat zijn .... alleen
Het doet me zo ‘n pijn .... alleen
Zo verre te gaan.... alleen
Dat kan ik niet aan.... alleen
Want ik draag in mijn hart.... alleen
Een heel grote smart .... alleen
Dan kijk ik naar Boven:
Om Hem te loven!
Dan sta ik bij Hem stil,
Want ‘t was Gods wil.
‘k Ben er doorheen
Want ik ben niet alleen!
Waarom die zucht te slaken?
‘k Wil and’ren nog gelukkig maken:
Ik kijk om me heen
Maar niet meer met geween.
Het is toch echt niet overbodig:
Er zijn toch altijd mensen, die hebben mij nodig.
Laten wij dan heen zuchten slaken,
Maar proberen, nog iets van het leven te maken! Dat geeft ons
vreugde, na al het verdriet.
Maar ja, dàt ziele nu nog niet!
Het is dan ook een goed refrein:
Na regen komt toch weer zonneschijn!
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #79 Gepost op: 09-10-2009, 08:15:58 »

De Zee

We staan hier op het strand....
O zee, wat ben je máchtig!
Wat zijn je golven mooi, zo eindeloos..., en kráchtig.
De dag, zij loopt ten einde.
De zon zinkt in het water.
Heel in de verte hoor ik een luid geschater.
De rode hemelgloed zie ik op het water dalen,
De hemel geeft haar laatste zonnestralen.
Donker wordt het nu. O zee, wat ben je mooi....
Het fosfor siert de golven als een lentetooi.
Je schittert nu. Je bent in volle pracht.
En boven jou.... de sterren, fonklend in de nacht.
Dat God jouw Schepper is, dáár sta ik nu bij stil!
Want alles hier op aard’.... gaat naar zijn heil‘ge wil....
Nu slenter ik terug. Maar kijk nog even om .... en denk dan bij mezelf:
wanneer ik wederkom, zal jij dan, wijde zee,
dan ook steeds nog zo rustig wezen?
Of brullen als een leeuw! En moeten wij jou vrezen!
Maar al te goed, zo weten wij, jij bént niet te doorgronden.
Jij maakt bij ons immers zo hele grote wonden!
Dan liet jij machtig zien hoe te keer jij kon gaan . .
Menig scheepje is dan ook door ‘t ruwe weer vergaan!
Menig visserman kwam nimmer meer nog weder....
Maar toch .... o grote zee .... beminnen wij jou teder.
Want zee, wij kunnen écht niet buiten jou.
Dat komt, ik was óók eens ....een vissersvrouw!
Gelogd
schubbereet
Gast
« Antwoord #80 Gepost op: 09-10-2009, 10:09:06 »



Gevulde supermarkten omsluiten

mijn subtiele plaats op ’t strand

krakende kaakbeenderen malen

chips en noten tot gort…

 

Koelboxen tot aan de nok

limonade voor een weeshuis

scheppende kinderen spelen

ontketent in een WO III…

 

Er wordt hard gestreden

met mondelinge slagen

verwenste ziektes en God?

verdoemd duizend maal…

 

Gepierde mannen stampen

in het opstuivende zand

die mijn ogen verblinden

voetbalfanaten ten top…

 

Rust zoekend in het water

nog meer kwallen dan op ’t strand

hevige uitslag met tergende jeuk

een rappe vlucht naar huis…

 

Een klein uurtje aan zee

haringgeur vermengd met zonnebrand

eindelijk thuis voor de ontspanning

van de weerspanning op Scheveningen…
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #81 Gepost op: 10-10-2009, 08:37:28 »

Netten boeten

Langs d’oude haven, daar staat onze schuur....
Daar liggen bergen vleten, wij verslijten daar menig uur....
Het is maand vroeg in de morgenstond,
Als ‘t haantje kraait met goud in zijne mond.
De boetsters gaan nu naar hun werk, met klepperende klompjes aan;
Hun stikkezak gevuld met brood,
Zie ‘k ze langs de haven gaan....
Het is een drukte op de schuur, de vleten moeten klaar!
De loggers wachten op de vleet, dus is het boeten maar....
De netten vliegen door de hand, geen scheur ontvliedt het oog.
Maar het allerfijnste is nog wel we zitten lekker droog
De oudjes worden neergezet om pees of zij te slaan;
De meisjes trekken stevig door en blijven liever staan.
Er wordt een vers je ingezet, dáár zijn ze altijd vóór;
Een ieder valt gewillig in, dan zingen we in koor.
De meisjes zijn uitbundig druk, het werken is voorbij.
Hele verhalen breken los: van hem en haar en zij
De ene heeft dit meegemaakt, de and ‘re weer dat.
En ieder leeft nu met je mee, niemand vergeet er wat!
‘t Is eigenlijk één groot gezin, zo voel je het ook aan.
Maar nu het tegen tienen is, moet ik om de koffie gaan!
Dan loop ik naar de water en vier, met de ketel aan de hand:
Hij doet er dan wat koffie in en vult hem tot de rand....
Nu loop ik rustig weer terug, wat is die ketel zwaar!
Voor iedereen wat meegebracht, het is uitzoeken maar.
Drie centen was de zure stroop, vijf centen ‘n half ons kaas.
Het sloofje houd ik stevig op, voor Jans en Kee en Aas.
We zetten ons nu in een kring in pakken dan ons brood.
De koffie gaat er gretig in, de stikkezak op schoot.
dan gaan wij verder aan de vleet, daar komt de reder aan!
Hij vraagt de hoofdvrouw: ‘Het gaat toch wel?’
Het werk moet vandáág gedaan .
Dus boeten we tot in de nacht, dát is geen overdaad....
De netten moeten klaar, je weet dat ‘t daarom gaat!
Aan eten wordt er nu gedacht, het is nu middernacht’
Dan wordt er wat zeekaak vlug gehaald en naar de schuur gebracht.
De oudjes soppen het met wat koffie, de meisjes, zij knabbelen graag.
De loggers kiezen weer het ruime sop en gevuld is onze maag.
De schuur loopt leeg, ik sta alleen,
Dat me dát nu kan overkoôm’
Ik weet geen weg, wááir moet ik heen?
‘k Ontwaak net... uit mijn droom….!
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #82 Gepost op: 11-10-2009, 13:03:30 »

’T GARNAALTJE

‘t Kleinst visje uit de zee,
Daar zitten wij geheel niet mee.
Dat hebben we al jong geleerd.
Jou hebben we ons leven lang geërd.
Want weet je, toen wij kinderen waren,
liet moeder ons om de tafel scharen.
Het net van vader had niet gemist.
Maar had wat manden opgevist
Jij bent wat griezelig met jouw sprieten,
Waarom ze je toch niet in ‘t water lieten.
Dat ga ‘k je vertellen allemaal,
Voor ons ben je nog steeds de garnaal.
Als vader thuis kwam met de buit,
Dan mochten wij de deur niet meer uit.
Want moeder zette de pannen klaar
En kookte je in vijf minuten gaar.
Je ging dan eerst door ‘t vergiet,
‘t Is alsof ik het nog daag’lijks ziet.
We werden er dan aan gezet,
Dat was voor ons dan heus geen pret.
Moeder schonk koffie, zij bleef in touw,
Voor haar ging tellen nooit te gauw!
Want als je haar vroeg, ‘zijn we er nog niet?’
Dan zei ze steêvast: “k geloof, dat ‘k de bodem al ziet’!
Maar als we dan ‘s avonds moe waren van ‘t pellen,
Dan ging zij ons haar verhaal vertellen.
Dat jij, garnaaltje ons hielp, met wat eten,
Want kijk, Wim z ‘n schoenen waren ook versleten
Jij werd dan gebracht naar de grote hotels en huizen.
Die vroegen niet wie jullie had uit zitten pluizen.
Die aten je met lepels en met messen.
Want jij blijft dan ook nog steeds een delicatesse.
Dus ben jij geschapen, als kleinste visje van de zee,
Voor rijk en voor arm, ja, voor alle twee!

Corrie Hartevelt Roos
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #83 Gepost op: 12-10-2009, 08:32:07 »

Het kalfaten en optuigen der haringbuizen

Komt nu Neêrlandsch jongelingen!
Wandelt nu naar Schevening,
Naar Enkhuizen, of naar Katwijk,
Zie eens wat bereddering
Daar en ook te Vlaarding’ heerschen,
Nu men met vernieuwde vlijt,
Werkt aan ‘t tuigen van de buizen,
Straks wordt het de visseherstijd;
Om de haringen te vangen;
Neerlandsch grootste visscherij;
God geev’ dat zij toch voorspoedig,
Voor den land- en zeeman zij.


Het is voor een waar Nederlandsch hart een allertreffendst en belangrijkst gezigt, als wij allerwege op de werven, de haringbuizen, welke bestemd zijn om met den zomer ter haring vangst in zee te steken, ziet gereed maken.
Men noemt de vangst van den haring: ‘s Lands groote Visscherij, in tegenoverstelling van de Groenlandsche Walvischvangst, welke men de kleine Visscherij heet, vermits de winst door het vertier van den haring, die van de walvischvangst zeer ver te boven gaat, en ook eenen meer uitgebreiden handeltak oplevert. Duizende menschen, behalve de reeders en visschers zelf, komen hierdoor aan den kost, en beschouwen dezelve als een zegen voor het menschdom.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #84 Gepost op: 13-10-2009, 09:42:26 »

In gedachten

In gedachten zie ik moeder door de kamer gaan….
Zij loopt naar het raam,
En kijkt naar buiten en ze ziet,
Dat het regent, ja, het giet!
Dán zegt ze:
‘... Dat het vandáág al weer regen moet zijn ... ?!‘
Haar was moest aan de lijn!
Dan sjouwde ze de teilen met wasgoed naar boven.
Niet te geloven...!
Wat liep ze dan,trap op, trap af...
Voor haar geen straf.
Maar na het boenen en het schrobbe,
Dán moesten wij in de tobbe.
De twee kleintjes gingen het eerst erin
‘Het water tot aan hun kin.
Wij stonden te wachten op een rij,
Maar eerst deed ze ‘r een handje soda bij.
Met z ‘n zessen gingen wij om de beurt,
Maar niet getreurd.
Dan kregen w’ ons nachtgoed aan:
En daarna.., van de baan...
Tegen praten, dát konden we niet.
0ók geen verdriet!
Onze strakke gezichtjes, ze wezen het aan,
De soda had z ‘n uitwerking gedaan.
Maar dan dekte ze ons warmpjes toe,
Nooit was het haar te veel
Nooit was ze te moe!
Ze ging dan de klompjes met schelpzand schuren,
En Zette de klompjes dan te drogen tegen de muren.
De kousjes hingen om de kachel te drogen.
Ik zie haar nog zitten... voorovergebogen
Een mand vol stopwerk op haar schoot.
De gaten soms klein, maar meestal groot.
Dan keek ik haar meest met verwond ‘ring aan
Hoe snel zij de naald door de kousen liet gaan!
Dan hoorden wij haar ‘s avonds nog heel zachtjes zingen,
Maar d ‘andere dag kon ze opnieuw weer beginnen...!

Corrie Hartevelt-Roos
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #85 Gepost op: 14-10-2009, 09:38:20 »

Ter nagedachtenis

Ter nagedachtenis, van het vergaan van de Scheveningse haringlogger

“ CORNELIS VROLIJK “ SCH 179

Die op zijn thuisreis in het gezicht van de haven van IJmuiden in een storm in de nacht van 26 op 27 oktober 1936 waarschijnlijk door een grondzee werd getroffen en waarbij al de veertien opvarenden jammerlijk om het leven kwamen en er negen slachtoffers door de zee zijn weergegeven.


Komt mijn vrienden laat ons horen wat er onlangs is geschied
Met het schip Cornelis Vrolijk, schipper was Willem de Niet.
‘t Schip dat was al op de thuisreis met een rijk gekroonde vracht
En ze waren bijna binnen, waar hun vrouw en kinderen wacht.
De mens die wikt, God zal beschikken en daar moet de mens toch aan.
Mens is het niet om te schrikken bijna thuis en nog vergaan?
Ziet nu vrienden ‘t was zo gelegen ‘t schip was veertien dagen uit,
En de reis verliep met zegen vreugde was op deze schuit.
Schipper wou nog eenmaal vissen en dan weer naar huis toe gaan.
‘k Zei daarnet God zal beslissen en Zijn Woord dat zal bestaan
S’ Morgens gingen zij aan ‘t halen en er zat veel haring in.
De barometer ging aan dalen ‘t was te veel naar schippers zin,
Maar na zwoegen en na werken kregen zij de vleet aan boord.
En de vissers konden merken de wind werd steeds nog aangespoord.
En hij waaide uit het zuiden met een reuze grote kracht.
En hun koers was naar IJmuiden, hij zou er wezen in de nacht.
Maar wat gaat er nu gebeuren de wind schoot uit in het N. West.
Dat was nog wel goed te keuren want voor de wind dat ging wel best.
En zij kwamen nu nog prachtig op IJmuidens haven aan.
Maar de wind die bleef nog krachtig, ja het leek wel een orkaan.
De angst werd groot bij deez’ mensen in een storm dicht op de kust.
En zij kwamen nog steeds lenzen , van hun dood nog onbewust.
Maar gekomen in de branding, ja, daar werden zij getroffen door een wilde hoge zee.
En die zee werd hun noodlottig, hij nam schip en mensen mee.
0 ! Wat angst voor deze lieden zo de dood voor hun ogen zien
Niemand die hier hulp kon bieden niemand zou den dood ontvliên.
0! Wat valt hier toch te treuren bij zo’n vreselijk gebeuren lag toch in de raad van God.
Deze mensen zouden nooit meer levend komen aan het land.
En ze zouden hun geliefden nooit meer geven hunnen hand.
Andere dag toen rapporteerde even na de dag aanbrak.
Een loodsboot die huiswaards keerde bij de brulboei staat een wrak
Niemand kon toen nog beslissen of het was een vissersschuit,
Maar men hoeft niet lang te gissen want het kwam al heel gauw uit;
Dat het was een vissersvaartuig uit het dorpje Schevening’
Die twee weken van te voren voor de haringvangst uitging.
Want de nacht die daarop aanbrak, lang nog voor het morgenrood.
Spoelde heel dicht bij IJmuiden enen omgeslagen boot.
Van het schip Cornelis Vrolijk, van Frank Vrolijk rederij,
Dus het werd nu al moog’lijk dat het de 179 zij.
Droefheid was in Schevening velen die ook terstond,
Naar IJmuiden strand toe gingen of men soms nog lijken vond.
En men zocht men was aan ‘t klagen de zee laat haren prooi niet gaan.
Maar ziet het was na negen dagen toen spoelde het eerste lijk daar aan.
‘t Lijk werd van het strand gedragen in het doodhok opgebaard.
En nu was het nog te vragen wie is het lijk waar men op staard.
Scheveningers kwamen kijken ze zagen ‘t lijk voor d’eerste maal,
En die zeiden toen al dadelijk: deze dode is Zier Taal.
Nadat Zier Taal was begraven gaf de zee acht doden weer.
Vijf matrozen en twee oudsten, de schipper kwam de laatste keer.
Negen waren er nu begraven hadden nog hun graf aan wal,
En men wachtte vele dagen of de zee meer geven zal.
Maar monteur, stuurman en de jongste vonden in de zee hun graf.
Reepschieter en ook afhouder stond de zee aan ons niet af.
Vrouwen, Moeders, wees nu stil, hetgeen gebeurd is was Gods wil.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #86 Gepost op: 15-10-2009, 08:16:32 »

Drie vrouwen in Scheveningse dracht, op een bank op de boulevard te Scheveningen.
( Een vrolijk drietal )

‘t Was in één woord een plaatje,
Zo’n vrolijk opgeruimd stel;
Ze lachten vrijwel voortdurend;
Ik mag zo’n trio wel!

Een wandelaar nam een foto,
Dat werd niet afgekeurd,
Ze moesten nog even lachen en,
Het was zo gebeurd...

Het drietal zat heerlijk
Te genieten in de zon,
Ze lachten alle drie,
Wanneer er één begon.

Ze waren iets bejaard,
Maar...blijkbaar jong van ziel,
Ze daverden soms van ‘t lachen,
Hetgeen hen best beviel!

Straks is dat beeld verdwenen,
Dan ziet men die dracht niet meer:
Dat drietal op die bank,
Herinnerde aan ‘t weleer...

Toen liepen jonge meisjes,
0ók in die zelfde dracht,
Dat beeld is nu verdwenen;
Voor enkelen onverwacht.

Nu lopen vele dames
0ók uit Schevening’,
In de meest moderne kleding die
Het oude reeds verving.

Maar...dat drietal op die bank;
Dat opgeruimde stel,
Nogmaals: ‘t was net een plaatje,
Ik mag zo’n trio wel!

M.Moerkerken
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #87 Gepost op: 16-10-2009, 08:25:30 »

De vuurtoren te Scheveningen    1875-1975

Je staat als een paal boven water
Op een duin boven de woelige zee,
Je telt nu reeds “ HONDERD “ jaren
En, gaat naar ik hoop nog veel langer mee!

Je huid is van staal en zo reizig,
Veel leven ging langs jou heen,
Geboorte en dood zag jij komen
Veel gingen, terwijl nieuw leven verscheen...

Wat heb jij beleefd al die jaren,
Je zag velen komen en gaan,
Je zag vele ouden gebogen,
Maar jij bleef statig fier staan!

Je verweerde tegen orkanen,
De stormen schuurden je huid,
Maar jij bleef pal als tevoren
En, lachte de stormen steeds uit!

Ze stuitten bij jou op weerstanden,
En gierden soms woest om je heen,
Maar jij bleef immer dezelfde
Terwijl bliksem en donder verscheen!

Ik heb wachters zien gaan en zien komen,
Ze hebben hun plicht steeds gedaan;
Ze hebben van de zee zitten dromen
Of sidderen bij een orkaan...

Maar immer klommen ze treden
Tientallen steeds op en neer,
Jij vroeg altijd hun diensten,
Die vervulden ze jaren steeds weer!


Je hebt vele schepen zien varen,
De zeilen door de wind vaak gebold,
Je hoorde de stormen soms razen
Waarop menig zeeman soms schold...

Maar, ondanks de wind en de stormen
Woon ik zo graag aan jouw voet,
Ik ben trots op jouw fiere gestalte
Dat statige, dat mij wat doet!

En, zie ik des avonds jouw lichten,
Zich spreiden over de zee,
Dan volg ik heel vaak die stralen
En ga ‘k in gedachten ook mee...

‘k Geniet van die donkere luchten
Als de maan er zo spiegelt doorheen,
En je stralen verlichten de golven,
Dan dank ik, dat je eenmaal verscheen!

Je staat als een paal boven water
Op een duin boven de woelige zee,
Je telt nu reeds “ HONDERD “ jaren
En, gaat naar ik hoop nog veel langer mee!

Wat heb jij beleefd al die jaren,
Je zag velen komen en gaan,
Je zag vele ouden gebogen,
Maar, jij bleef statig fier staan!

M. Moerkerken
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #88 Gepost op: 17-10-2009, 15:22:16 »

Het inwerpen der netten

Vlijtig zijn nu alle handen
Werkzaam, om het haringnet,
In te werpen, dat ‘s te zeggen,
Hoe men het op blokjes zet,
Of op dobbers die ‘t doen drijven,
En van kurken zijn gemaakt;
Waardoor het om visch te vangen,
In den regten vorm geraakt,
Hoe veel’ monden schenkt het broden,
Hoe veel’ menschen spijst die visch!
Die voor onze Nederlanden,
Nuttig en voordelig is.


Daar van welbereide netten, volstrekt, gelijk van alle werktuigen welke men gebruiken moet, de goede vangst, naast den zegen des hemels afhangt; wordt er, bevorens dezelve worden afgezonden en aan boord gebragt, met alle zorgvuldigheid toegezien, dat al hetgeen er aan behoort, er wordt aangebragt.
Zij moeten vooral goed getaand zijn; daarbij moeten zij behoorlijk van lood en kurken worden voorzien, en de treklijnen behooren wel en sterk te zijn aangeslagen, opdat de kuil zwaarte genoeg heeft, om te kunnen zinken; dit werk wordt, even als het breijen der netten, het meest door de vrouwen verrigt.
Gelogd
Jan Jansen
Gast
« Antwoord #89 Gepost op: 18-10-2009, 12:40:37 »

Het heden en verleden  1920

Over het verleden zeker is veel te vertellen,
Maar over het heden ook is wel zoo wat te melden…
Alles gaat tegenwoordig machinaal,
Moet dat economisch allemaal?

Het jaar 1920 bijvoorbeeld als uitgangspunt genomen,
Reed de Haagsche Tram en daarin kon je meekómen!
Hij reed van ‘t Gevers Deynootplein vanaf het begin,
Met paarden voor de tram. Tot aan de Kneuterdijk zat j’er nog in

De tram reed dus van ‘t Gevers Deynootplein over de Badhuiskade,
De Badhuisstraat toen en de Scheveningseweg,
om bij de halte Duinstraat in te lade....
Dan door de Javastraat, de Parkstraat naar de Kneuterdijk, ‘t einde van de rit,
Daar zag men dan het standbeeld van Jan de Wit!

Bij de Houtstraat was het eindpunt,
De paarden hadden een rust voor even, hun was dat gegund.
Na het vertrek ging ‘t weer langs de zelfde weg,
Naar de Keizerstraat, Wassenaarsestraat, ‘t ging echt zonder pech.

Verder reed hij: Gevers Deynootweg tot Rotterdamsestraat, tot daar,
Dan werd het derde paard gezet als hulp voor het paardenpaar.
Op het einde van de weg was toch die hoge dijk,
Nu moesten drie paarden trekken met kracht en met beleid!

Grote verandering bij de HTM, dat bracht de nieuwe tijd,
Nieuwe wagens, rijdend op electriciteit,
Mooi verlicht en prachtig van bouw,
En de voerder leerde sturen, hij deed het al gauw!

De wagens reden ‘t eerst op de lijn nummer acht,
En op de Scheveningse Weg met volle kracht!
Een enkeltje of een retourtje dat kon je krijgen, om
Met ‘t retourtje binnen ‘t uur te rijden weer om.

Concurentie had de HTM gekregen....
Een onmibus met paarden reed er ook. Dat kwam ongelegen.
Maar ach, de omnibus ging toch gauw uit de roulatie,
Want hij had geen bestaan meer, immers....geen prestatie!

Het beginpunt lag aan de Duinstraat, Nieuwe Kerk.
Druk was het daar met veel mensen aan het werk....
Rijdend langs de Scheveningse Weg voort naar de Plaats.
Zoals gezegd, lang duurde ‘t niet op ’t laatst!

Een meer practisch vervoermiddel kwam er voor de vissersvrouwen,
De heer Wiersma dacht hierbij wat op te bouwen.
Hij reed met paard en wagen vanaf de Duinstraat,
En ja, de vissersvrouwen met hun handel, ze reden mee, metterdaad!

Nu konden ze hun vischmanden sjouwen,
En hoefden ze niet met hun vischwagentje te loopen douwen
Voor vijf en tien centen ging het tot de Plaats,
Dat was prachtig voor hen die werken binnengaats!

Zoo heb ik dan het een en ander vlot in ‘t kort verteld,
En zoo heeft de HTM zich mooi door de jaren heen hersteld.
De Maatschappij rijdt nu met sierlijke mooie wagens
Naar nu kijkt men op geen cent....tot klagens....!

M.Pronk
Gelogd
Pagina's: 1 2 3 4 5 [6] 7 8 9 10 ... 18 Omhoog Print 
« vorige volgende »
Ga naar:  


Login met gebruikersnaam, wachtwoord en sessielengte

Powered by MySQL Powered by PHP Powered by SMF 1.1.4 | SMF © 2006, Simple Machines LLC Valid XHTML 1.0! Valid CSS!